Liefste kleine meisje,
Ik vond je vrijdagochtend tijdens mijn dagelijkse wandeling van de weide naar huis.
Ik hoorde je stemmetje roepen om hulp.
Ik voelde meteen aan dat je zeer dringend hulp nodig had en ging zoeken waar het stemmetje vandaan kwam.
Ik vond je opgerold in een haag. Ik heb je zachtjes bij mij genomen in mijn armen en je beloofd dat er spoedig hulp ging komen.
Ik bleef tegen je zeggen dat je moest volhouden en sterk zijn en dat we zo bij de dierenarts zouden zijn.
Het meisje was onderkoeld en onderkomen. Je had zoveel pijn.
Ik nam je voorzichtig op in mijn armen en gaf je healing tijdens de korte periode dat ik met je naar huis liep.
Je hebt je doodstrijd gevoerd in mijn armen en toen ik nog maar amper door het achterpoortje van mijn huis liep met jou, was je al weg.. je zieltje had deze aarde verlaten.
Ik voelde een diepe onmacht en groot verdriet en tranen dat ik dit mooie zieltje niet heb kunnen redden.
Een les in loslaten, machteloosheid en overgave.
Ik had je dit zo gegund. Ik had je dit leed zo graag willen besparen;
Wat kan het leven hard zijn voor jonge, wilde poesjes.
Omringd door kaarsen en gewikkeld in een zachte doek ben je zachtjes overgegaan.
Vooraan de stal heb je ik je een mooie plaats in een zonnige hoek gegeven, begraven met edelstenen en verse bloemen.
Een laatste eerbetoon aan dit mooie, wilde poesje dat het leven jou niet gegund is geweest.
En voor alle poesjes en dieren dat in zulke erbarmelijke omstandigheden het leven niet gegund is geweest.
De enige troost dat ik heb is dat je in mijn armen bent gestorven omringd door heel veel liefde en zacht gefluister en dat je niet bang moest zijn en dat ik bij je was.
Mogen mijn ziel en jouw ziel elkaar bereikt hebben.
Dat ik je het licht en de weg heb mogen tonen;
Dat je weldra geen pijn, verdriet meer zal ervaren en je opgenomen bent in de eeuwige liefdesbron;
En het kleine meisje was vertrokken naar het licht en het was goed zo,
Ze bedankte me met heel haar poezenhart.